-
1 Betrieb
Betrieb〈m.; Betrieb(e)s, Betriebe〉3 drukte, bedrijvigheid ⇒ druk verkeer; gedoe, bedoening4 exploitatie ⇒ werking, gebruik5 aandrijving ⇒ werking, besturing♦voorbeelden:2 etwas dem Betrieb übergeben • (a) iets in dienst stellen, in gebruik nemen; (b) iets in werking stellenin (außer) Betrieb sein • in (buiten) werking, gebruik zijn, (niet) werkenein starker Betrieb • een grote druktees gibt, ist (dort) immer Betrieb • het is (er) altijd drukich habe den (ganzen) Betrieb satt! • ik ben het hele gedoe zat! -
2 ein starker Betrieb
-
3 Mist
〈m.; Mist(e)s〉2 〈informeel; pejoratief〉rommel, troep, rotzooi3 〈informeel; pejoratief〉onzin, nonsens4 〈informeel; pejoratief〉toestand, gedoe, gelazer♦voorbeelden:4 Mist bauen • slecht werk leveren, er een puinhoop van makenso ein Mist! • wat een toestand, ellende!〈 informeel〉 Mist machen • drukte, ophef maken -
4 Wirbel
Перевод: с немецкого на нидерландский
с нидерландского на немецкий- С нидерландского на:
- Немецкий
- С немецкого на:
- Нидерландский